SGO
In de tweede helft van de twintigste eeuw is ontwikkelingssamenwerking een groeiend maatschappelijk en politiek onderwerp, zowel in Nederland als daarbuiten. In dit groter wordende veld ontstaat, deels voortbordurend op de restanten van de eerdere koloniale en tropische geografie, in Nederland ook een academische geografische tak die zich bezighoudt met zogenoemde ontwikkelingsvraagstukken. Onder verschillende namen kwam deze subdiscipline binnen de periode 1950-2000 voor op vier Nederlandse geografische instituten: Universiteit Utrecht, Katholieke Universiteit Nijmegen, Gemeentelijke Universiteit Amsterdam/ Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit Amsterdam. Deze subdiscipline poogde zich relevant te maken in samenspel met de actualiteit van het groeiende (internationale) ontwikkelingsveld. Hoewel er een personele link is tussen de wetenschappelijke tak en maatschappelijk middenveld en beleidsveld, is nog niet duidelijk hoe en via welke netwerken wetenschappelijke ideeënvorming hierover tot stand kwam in de Nederlandse geografie.
In haar promotieonderzoek onderzoekt Leonie Paauwe de wisselwerking tussen deze sociaalgeografische specialisatie en de maatschappelijke ontwikkelingen. Wat was de ontstaansgeschiedenis van deze subdiscipline? Welke veranderingen en continuïteiten waren er in ideeën over wat dit in moest houden? Welke stemmen waren er in dit debat? Welke maatschappelijke en (wereld)politieke ontwikkelingen waren hierop van invloed? Dit zijn allemaal vragen waar ze zich mee bezighoudt. Haar eerste project gaat in op de ideeënuitwisseling tussen radicale en gematigde (student)geografen over wat Sociale Geografie van Ontwikkelingslanden moest betekenen in de maatschappelijke context van de jaren ’70.